Oradour-Sur-Glane (10-6-1944)
HTML-код
- Опубликовано: 8 фев 2025
- Op 10 juni 1944, rond halftwee, omsingelen zo’n 200 soldaten van de 2e SS Panzerdivision “Das Reich” het Franse dorp Oradour-sur-Glane, zo’n 20 kilometer van Limoges. De dorpsomroeper krijgt de opdracht om alle dorpsbewoners samen te roepen op de “Champs de Foire”, het grote dorpsplein.
De meesten komen spontaan, meer nieuwsgierig dan angstig, ze hebben de voorbije jaren amper een Duitser gezien. SS’ers doorzoeken de huizen in het dorp en omgeving, dwingen wie nog thuis is naar het dorpsplein te gaan. Enkele oudere mensen die slecht te been zijn worden ter plekke afgemaakt.
Ook alle schoolkinderen van de vier scholen van Oradour en hun leraars komen om. Al was het een vrije zaterdagnamiddag, waren ze allen uitzonderlijk op school voor een medisch onderzoek.
Tegen kwart voor drie is zowat iedereen verzameld. Sturmbannführer Adolf Diekmann, de bevelhebber van de SS-troepen, vraagt “waar de schuilplaats van wapens en munitie, waarover ze informatie hebben gekregen, zich ergens in het dorp bevindt?”. De mannen die iets weten moeten een stap vooruit zetten. Een Duitse soldaat uit de Elzas vertaalt.
De burgemeester probeert Diekmann te overtuigen dat er geen schuilplaats is. Hij weigert gijzelaars aan te duiden als de SS’er dat vraagt. Uiteindelijk biedt hij zichzelf en enkele familieleden aan, maar dat wordt afgewezen.
Tegen drie uur worden alle vrouwen en kinderen in de kerk opgesloten. Er spelen zich hartverscheurende afscheidstaferelen af.
De mannen krijgen steeds weer dezelfde vraag te horen: “waar zijn de verborgen munitie en de wapens”. Ze worden in groepen van 30 naar zes verschillende schuren of opslagplaatsen gebracht.
Voor elke schuur speelt zich hetzelfde tafereel af. De mannen moeten het lokaal leegmaken, terwijl een SS’er aan de ingang een stukje grond schoonmaakt en een mitrailleur installeert. Nog zijn er velen die niet doorhebben wat er te gebeuren staat en denken dat het nog goed zal komen, ze weten wel zeker dat er in het dorp geen wapens of munitie verborgen liggen.
Om twintig voor vier komt de tram uit Limoges aan. Een conducteur, die uitstapt, wordt neergeschoten. Zijn twee collega’s krijgen het bevel naar Limoges te rijden.
Om 4 uur beginnen de mitrailleurs de mannen in de schuren te beschieten, wie het overleeft krijgt een genadeschot. De lijken worden bedekt met stro, hooi en sprokkelhout, de SS’ers steken het in brand. Maar 5 mannen slagen erin te ontsnappen en overleven.
De Duitsers die niet deelnemen aan de moordpartij trekken intussen door het dorp en plunderen. Ze nemen geld en juwelen mee, textiel en voedingswaren, muziekinstrumenten en fietsen, en ook kippen, varkens, schapen en runderen. Eens doorzocht worden de huizen in brand gestoken.
Tijdens de plundertocht stuiten de SS’ers op mensen die aan de razzia waren ontsnapt of die uit hun brandende huizen moeten vluchten. Zij worden in kleine groepjes her en der omgebracht. Ook mensen uit de omgeving die, bezorgd omdat hun kinderen nog niet thuis zijn gekomen, naar Oradour gaan, worden neergeschoten.
In de kerk zijn intussen explosieven geplaatst. Als die tot ontploffing worden gebracht, ontstaat een zwarte verstikkende rook. De overlevende vrouwen en kinderen vluchten in alle richtingen.
De explosie is niet krachtig genoeg om de kerk te doen instorten, zoals de bedoeling was. Er begint een helse moordpartij, sommige SS’ers schieten de overlevenden neer met mitrailleurs, anderen gooien granaten tussen hen in.
Marguerite Rouffanche, de enige vrouw die het bloedbad in de kerk zal overleven, vlucht met een groep in de sacristie: ‘Mijn dochter werd naast mij door een geweerschot van buiten gedood. Ik bleef leven omdat ik mijn ogen sloot en deed alsof ik dood was. In de kerk brak een fusillade los. En daarna werden er stro, takkenbossen en kerkstoelen op de lijken gegooid”.
Marguerite kan uit een glasraam springen en ontsnappen, een vrouw geeft haar haar baby door en springt haar na: “Gealarmeerd door het huilende kind, beschoten de Duitsers ons. De vrouw en haar kindje werden gedood”. Ook Marguerite raakt gewond, maar kan zich in een tuin verschuilen.
Ook de kerk wordt in brand gestoken, het gehuil van overlevenden is nog een tijd te horen. Bij hen nog een andere dochter en een kleinkind van Marguerite.
Op enkele schildwachten na verlaten de meeste SS’ers het dorp tegen halfelf. Groepjes keren de twee dagen nadien terug naar Oradour om lijken te begraven of onherkenbaar te maken.
De Franse justitie telde uiteindelijk 642 doden in Oradour, slechts 52 konden individueel geïdentificeerd worden.
REMEMBER