Ik denk dat lewis definitie beter toepasbaar. Laten we zeggen dat een lone pair van -:OH gaat naar de H3O+ wat resulteert in water. Helpt de studenten ook om de eliminatie en de substitutie reactie mechanismen beter te snappen vooral omdat zuur base reactie daar de basis voor zijn.
Nee. Als een sterk zuur in water komt, splitst het in ionen. Dat kan je rustig in een notatie weergeven. Maar als een sterke base in water komt, reageert het direct met water en ontstaan er nieuwe producten. Het is dus zinloos om een oplossing van een sterke base te noteren want die oplossing bestaat niet. De enige oplossing van een sterke base die je kan noteren is OH-(aq) . Alle andere als O2- (aq) en NH2-(aq) is onzin.
Bij een overmaat natronloog is er dus na afloop van de reactie nog OH- aanwezig. Dat betekent dat alle zuren volledig zijn omgezet. Dus fosforzuur heeft dan 3H+ afgestaan
Je hebt het over zouten. Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen. Als een zout in de vaste fase voorkomen, dan zijn ze "samen" , zoals jij het omschreef. Het zout vormt dan een ionrooster dat bestaat uit negatieve en positieve ionen. In oplossing is een zout gesplitst in ionen en zijn ze los van elkaar.
Als het goed is staat dat gewoon in je boek beschreven. Ik gebruik "Chemie" en daar vind je het terug in deel 5v blz 19. Het is een weetje dat regelmatig terugkomt bij zuur-base opgaven. Je kan het niet opzoeken in je Binas of je moet voldoende hebben aan de opmerking in T49 waar achter H2O + CO2 tussen haakjes (H2CO3) staat.
Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur. Je moet bij die opgaven opletten of er sprake is van een zout dat wordt toegevoegd of een zoutoplossing. In dat laatste geval noteer je het ion dat reageert los
Wanneer staat een zuur meerdere h+ af, bvb bij 8:55 staat die maar een h+ ad en de rest wordt h20 maar wanneer weet je of het meerdere h+ afstaat? En waarom moet je bij die opdracht h+ gebruiken als no3- een sterker zuur is?
Je moet weten dat fosforzuur maximaal 3 H+ kan afstaan en zwavelzuur kan maximaal 2 H+ afstaan. Of ze dat ook doen hangt af van de molverhoudingen. Let ook scherp op of er sprake is van een overmaat van een van de reactanten. Bij 8:55 is sprake van en oplossing van salpeterzuur. Salpeterzuur is HNO3, en dat is een sterk zuur. Omdat er sprake is van een salpeterzuur-oplossing is het opgeloste sterke zuur gesplitst in H+ en NO3-. Het is hier de base CH3COO- die de H+, afkomstig van het salpeterzuur, opneemt. (NO3- is geen zuur, NO3- is een zuurrestion van het sterke zuur HNO3)
Hoi meneer, ik heb een vraagje. Ik had een opdracht : "er wordt een overmaat verdund salpeterzuur over vast zinkcarbonaat gegoten. Hoe moet je dan kiezen uit H+ en H3O+, dan moet je toch gewoon H3O+ gebruiken? En hoe doe je dat dan want ik snapte ook niet helemaal hoe je dan in plaats van H2O+, 3H2O+ had. (7:47)
Op het examen mag je zelf kiezen tussen H+ en H3O+ tenzij in de vraag staat dat je H3O+ moet gebruiken. Als je de vergelijking met H+ hebt opgesteld en kloppend gemaakt, verander je de H+ in H3O+. Wat je dan doet is eigelijk dat je H2O voor de pijl er bij zet. Dan moet je dat rechts van de pijl ook doen anders klopt de vergelijking niet meer. Maak je van 3H+ 3H3O+ dan moet je dus rechts van de pijl er 3 H2O bijschrijven.
Er wordt calciumcarbonaat aan het zuur toegevoegd. Dus de beginstof is calciumcarbonaat. Was er sprake geweest van een natriumcarbonaat-oplossing, dan heb je als beginstof het carbonaation want in de beginsituatie dobbert dat los rond. Bij de vaste stof calciumcarbonaat heb je geen losse carbonaationen.
Dus een zuur wordt een base na het gebeuren van een zuurbase-reactie? Aangezien er in tabel 49 staat dat als er een H+ weggaat dat ie dan bij de base tabel hoort/
Op de havo wordt alleen H+ gebruikt, op het vwo mag je kiezen. Maar als in de vraag staat dat je H3O+ moet gebruiken heb je geen keus. H3O+ is nauwkeuriger want het H+ ion bindt zich namelijk aan het watermolecuul : H+ + H2O geeft H3O+
Zinkhydroxide is een zout en het zout is vast wanneer het wordt toegevoegd aan het zoutzuur. HCl in water is altijd gesplitst want HCl is een sterk zuur.
Wanneer een zout wordt toegevoegd is die vast want zouten zijn vast bij kamertemperatuur. Als er sprake is van een oplossing, dan neem je alleen het losse ion op (dat als base reageert) in de reactievergelijking
hey! een vraagje. op 9.44, de reactievergelijking met fosforzuur en natronloog. Er staat een oplossing van fosforzuur en natronloog, waarom schrijf je fosforzuur niet gesplitst als 3H+ (aq) en PO4 3- (aq)?
vraagje: hoe kan het zijn dat natrium weg wordt gelaten in de zuurbase-reactie maar bijvoorbeeld zink niet? dit gaat vooral over het algemeen want in het voorbeeld is het natronloog en dat is een oplossing. Hoe zit het dan bijvoorbeeld bij een andere reactie met natrium? Nog een vraag, hoe weet je van te voren welke molverhouding je moet gebruiken bij H3PO4?
Het natriumion wordt weggelaten omdat het natriumion hier een tribune-ion is en niet deelneemt aan de reactie. Het zinkion neemt weliswaar ook niet actief deel aan de reactie maar zit vast aan de hydroxideionen in de beginstof zinkhydroxide. (Het natriumion zat niet vast aan OH- want er was sprake van een oplossing van NaOH, namelijk natronloog.
heel erg bedankt Meneer, u heeft mij ontzettend geholpen bij het voorbereiden van mijn practicum
Dit was heel erg handig meneer, dank u
Zo was het ook bedoeld!
Super uitgelegd meneer! Nu snap ik het helemaal.
Ik denk dat lewis definitie beter toepasbaar. Laten we zeggen dat een lone pair van -:OH gaat naar de H3O+ wat resulteert in water. Helpt de studenten ook om de eliminatie en de substitutie reactie mechanismen beter te snappen vooral omdat zuur base reactie daar de basis voor zijn.
U heeft me echt gesaved dank u wel!
Hoi meneer, ik heb een vraagje: U benoemt dat je bij een sterk zuur ionen los van elkaar moet noteren, geldt dit ook bij een sterke base?
Nee. Als een sterk zuur in water komt, splitst het in ionen. Dat kan je rustig in een notatie weergeven. Maar als een sterke base in water komt, reageert het direct met water en ontstaan er nieuwe producten. Het is dus zinloos om een oplossing van een sterke base te noteren want die oplossing bestaat niet. De enige oplossing van een sterke base die je kan noteren is OH-(aq) . Alle andere als O2- (aq) en NH2-(aq) is onzin.
Als er in de opdracht staat overmaat van natronloog en het reageert met fosforzuur, hoe weet ik of fosforzuur 2H⁺ of 3H⁺ afstaat
Bij een overmaat natronloog is er dus na afloop van de reactie nog OH- aanwezig. Dat betekent dat alle zuren volledig zijn omgezet. Dus fosforzuur heeft dan 3H+ afgestaan
hoe weet je bij het voorbeeld met calciumcarbonaat en zoutzuur dat het reactieproduct instabiel is
Dat H2CO3 instabiel is, is een weetje dat ongetwijfeld ergens in je scheikundeboek staat. Meestal in het hoofdstuk over zuurbase-reacties.
hallo meneer, ik heb een vraag. Wanneer zijn 2 stoffen samen? Hoe komt het doordat bijv. calciumcarbonaat samen moet zijn met de reactievergelijking ?
want ik snap dus niet wanneer ik zal moet splitsen of samen in een moet houden.
Je hebt het over zouten. Zouten bestaan uit positieve en negatieve ionen. Als een zout in de vaste fase voorkomen, dan zijn ze "samen" , zoals jij het omschreef. Het zout vormt dan een ionrooster dat bestaat uit negatieve en positieve ionen. In oplossing is een zout gesplitst in ionen en zijn ze los van elkaar.
Hoi, waar kan je zien dat H2CO3 instabiel is en dus uit elkaar valt in water en CO2?
Als het goed is staat dat gewoon in je boek beschreven. Ik gebruik "Chemie" en daar vind je het terug in deel 5v blz 19. Het is een weetje dat regelmatig terugkomt bij zuur-base opgaven. Je kan het niet opzoeken in je Binas of je moet voldoende hebben aan de opmerking in T49 waar achter H2O + CO2 tussen haakjes (H2CO3) staat.
@@Scheikundehulp Oke bedankt!
Hoe weet je dat ZN(OH)2 een vaste stof is? Waar kan je dat aan zien? Zijn zouten altijd vast in een zuur-base reactie?
Zouten zijn altijd vast bij kamertemperatuur. Je moet bij die opgaven opletten of er sprake is van een zout dat wordt toegevoegd of een zoutoplossing. In dat laatste geval noteer je het ion dat reageert los
Wanneer staat een zuur meerdere h+ af, bvb bij 8:55 staat die maar een h+ ad en de rest wordt h20 maar wanneer weet je of het meerdere h+ afstaat? En waarom moet je bij die opdracht h+ gebruiken als no3- een sterker zuur is?
Je moet weten dat fosforzuur maximaal 3 H+ kan afstaan en zwavelzuur kan maximaal 2 H+ afstaan. Of ze dat ook doen hangt af van de molverhoudingen. Let ook scherp op of er sprake is van een overmaat van een van de reactanten. Bij 8:55 is sprake van en oplossing van salpeterzuur. Salpeterzuur is HNO3, en dat is een sterk zuur. Omdat er sprake is van een salpeterzuur-oplossing is het opgeloste sterke zuur gesplitst in H+ en NO3-. Het is hier de base CH3COO- die de H+, afkomstig van het salpeterzuur, opneemt. (NO3- is geen zuur, NO3- is een zuurrestion van het sterke zuur HNO3)
Hoi meneer, ik heb een vraagje. Ik had een opdracht : "er wordt een overmaat verdund salpeterzuur over vast zinkcarbonaat gegoten. Hoe moet je dan kiezen uit H+ en H3O+, dan moet je toch gewoon H3O+ gebruiken? En hoe doe je dat dan want ik snapte ook niet helemaal hoe je dan in plaats van H2O+, 3H2O+ had. (7:47)
Op het examen mag je zelf kiezen tussen H+ en H3O+ tenzij in de vraag staat dat je H3O+ moet gebruiken.
Als je de vergelijking met H+ hebt opgesteld en kloppend gemaakt, verander je de H+ in H3O+. Wat je dan doet is eigelijk dat je H2O voor de pijl er bij zet. Dan moet je dat rechts van de pijl ook doen anders klopt de vergelijking niet meer. Maak je van 3H+ 3H3O+ dan moet je dus rechts van de pijl er 3 H2O bijschrijven.
waarom wordt het calciumcarbonaation aan elkaar geschreven? want alleen het carbonaation reageert en het is een zwakke base.
Er wordt calciumcarbonaat aan het zuur toegevoegd. Dus de beginstof is calciumcarbonaat. Was er sprake geweest van een natriumcarbonaat-oplossing, dan heb je als beginstof het carbonaation want in de beginsituatie dobbert dat los rond. Bij de vaste stof calciumcarbonaat heb je geen losse carbonaationen.
@@Scheikundehulp okay dank u wel
Is het ook zo dat bij een sterkbase ook 100% split en zwak base >10%?
Een sterke base splitst niet maar neemt voor 100% een H+ op van water. Een zwakke base doet dat (in het algemeen) voor
Wat als de base een zuur is die met water reageert hoe moet ik dat noteren?
Je hebt inderdaad deeltjes die zowel als zuur als base kunnen reageren.
HPO4 2- + H2O h3o+ + po4 3-
HPO4 2- + H2O OH- + H2PO4 -
Dus een zuur wordt een base na het gebeuren van een zuurbase-reactie? Aangezien er in tabel 49 staat dat als er een H+ weggaat dat ie dan bij de base tabel hoort/
Dat klopt. Zeker als het gaat om zwakke zuren en zwakke basen.
Dus als een base 2 H'tjes op kan nemen, doet deze dat alleen als er een overmaat is? En anders maar 1 H'tjes?
Klopt helemaal
en nog een vraagje😅 wat is het verschil tussen een reactievergelijking met overmaat en een reactievergelijking zonder overmaat?
In een reactievergelijking kan je geen ondermaat of overmaat weergeven. In een rv noteer je alleen maar wat er reageert.
@@Scheikundehulp okie toppie, dankuwel!!
Hallo meneer, wanneer moet je H+ gebruiken en wanneer H3O+? En wat is het verschil tussen deze 2?
Op de havo wordt alleen H+ gebruikt, op het vwo mag je kiezen. Maar als in de vraag staat dat je H3O+ moet gebruiken heb je geen keus. H3O+ is nauwkeuriger want het H+ ion bindt zich namelijk aan het watermolecuul : H+ + H2O geeft H3O+
Ooo bedankt en meneer bij 4:21 zegt u dat zinkhydroxide een vast ion is, maar waarom is HCl dat niet?
Zinkhydroxide is een zout en het zout is vast wanneer het wordt toegevoegd aan het zoutzuur. HCl in water is altijd gesplitst want HCl is een sterk zuur.
Oo en dat is dan zeker het zelfde met de laatst Opgave! Dankjewel meneer!
Hoe weet je dat zn(oh)2 vast is?
Als er sprake was geweest van opgelost zinkhydroxide dan had er in de vraag "een zinkhydroxide-oplossing" gestaan.
Waar kan je zien of de stof vast is
Wanneer een zout wordt toegevoegd is die vast want zouten zijn vast bij kamertemperatuur. Als er sprake is van een oplossing, dan neem je alleen het losse ion op (dat als base reageert) in de reactievergelijking
hey! een vraagje. op 9.44, de reactievergelijking met fosforzuur en natronloog. Er staat een oplossing van fosforzuur en natronloog, waarom schrijf je fosforzuur niet gesplitst als 3H+ (aq) en PO4 3- (aq)?
ooo, komt dit doordat fosforzuur een zwak zuur is?
Dat klopt helemaal!
sterke zuren schrijf je uit elkaar, maar waarom schrijf je de basen altijd gesplitst?
Ik begrijp je vraag niet helemaal. Kan je een tijdstip noemen uit het filmpje waar je vraag betrekking op heeft?
vraagje: hoe kan het zijn dat natrium weg wordt gelaten in de zuurbase-reactie maar bijvoorbeeld zink niet? dit gaat vooral over het algemeen want in het voorbeeld is het natronloog en dat is een oplossing. Hoe zit het dan bijvoorbeeld bij een andere reactie met natrium? Nog een vraag, hoe weet je van te voren welke molverhouding je moet gebruiken bij H3PO4?
Het natriumion wordt weggelaten omdat het natriumion hier een tribune-ion is en niet deelneemt aan de reactie. Het zinkion neemt weliswaar ook niet actief deel aan de reactie maar zit vast aan de hydroxideionen in de beginstof zinkhydroxide. (Het natriumion zat niet vast aan OH- want er was sprake van een oplossing van NaOH, namelijk natronloog.
De molverhouding bij OH- EN H3PO4 moet in de vraag zijn gegeven.
bedankt voor de video, maakt het nog uit wanner je H30+ gebruikt of wanneer je H+ gebruikt?
Nee, dat maakt niet uit. Je mag kiezen tenzij in de vraag staat dat je H3O+ moet gebruiken.