I come from Indonesia. I want to try to conjugate a Dutch verb. I take "slapen". Its conjugation is as follows: slapen = to sleep ik/'k slaap wij/we slapen jij/je slaapt (slaap jij/je?) gij/ge slaapt hij/'ie slaapt zij/ze slaapt het/'t slaapt zij/ze slapen X: Slaap jij nu? Y: Neen, ik slaap niet.😊
This is good fore prata nederlend
I come from Indonesia. I want to try to conjugate a Dutch verb. I take "slapen". Its conjugation is as follows:
slapen = to sleep
ik/'k slaap
wij/we slapen
jij/je slaapt (slaap jij/je?)
gij/ge slaapt
hij/'ie slaapt
zij/ze slaapt
het/'t slaapt
zij/ze slapen
X: Slaap jij nu?
Y: Neen, ik slaap niet.😊
Thanly
kolay gelsin abi
“KomT hij” “komT zij
This is good fore prata nederlend