Enkelvoudige en samengestelde zinnen: hoofdzin/bijzin/voegwoord/nevenschikking/onderschikking

Поделиться
HTML-код
  • Опубликовано: 7 янв 2025

Комментарии • 4

  • @Doedelzakjes1
    @Doedelzakjes1 3 года назад

    HELD DANKUU

  • @marcx7054
    @marcx7054 4 года назад +1

    Beste Tom, bedankt voor de uitleg en heldere taal.
    Ik heb 2 vraagjes. Hoort een nevenschikkend voegwoord tot de hoofdzin of staat het daarbuiten? Is de hoofdzin dus: "ik voel me niet goed" of "want ik voel me niet goed" (en is dat bij een onderschikkend voegwoord hetzelfde/anders?). Andere vraag: tot welke woordsoort hoort eigenlijk het woordje "dat' in "De dag dat" (3e woordje oefenzin 8 vanaf 14:00 in de video). gr. Marc

    • @tomverschoor570
      @tomverschoor570  4 года назад

      Beste Marc,
      Graag gedaan. Het nevenschikkende voegwoord hoort bij de hoofdzin. De hoofdzin in je voorbeeld is dus "want ik voel me niet goed". De hoofdzin begint in dit geval met het voegwoord. Dat geldt ook bij het onderschikkend voegwoord. Een voorbeeld: "Tim kwam te laat, doordat de brug open stond." De hoofdzin is: "Tim kwam te laat." De bijzin is: "Doordat de brug open stond." De bijzin begint dus met het onderschikkende voegwoord.
      Het woordje "dat" in "de dag dat" is een onderschikkend voegwoord. Het woordje "dat" verbindt eigenlijk "de dag" met het halen van het eerste zwemdiploma. Er zijn vijf nevenschikkende voegwoorden: en, maar, want, dus, of (of kan ook onderschikkend zijn). De andere voegwoorden zijn onderschikkend. "Dat" is dus een onderschikkend voegwoord. In het filmpje zie je vanaf 9:57 het verschil tussen de voegwoorden.
      Ik hoop dat ik je vragen duidelijk heb kunnen beantwoorden. Mocht je nog ergens vragen over hebben, zeg het gerust.
      Groet,
      Tom

    • @marcx7054
      @marcx7054 4 года назад +1

      Hallo Tom, bedankt voor je respons. Ik zie dus nu in dit voorbeeld (oefenzin 8) dat de bijzin ("dat ik mijn eerste zwemdiploma haalde") ook de hoofdzin kan opknippen in 2 delen. Dat zag ik even niet. Maar het woordje 'dat' klinkt ook als een betrekkelijk voornaamwoord (betrekking op 'de dag'). Dus is het in de woordsoorten-analyse nu een betrekkelijk voornaamwoord of een voegwoord ?