Smeekbede in tijden van bedroefdheid en bezorgdheid
HTML-код
- Опубликовано: 28 ноя 2024
- Smeekbede in tijden van bedroefdheid en bezorgdheid:
"اللَّهُمَّ إِنِّي عَبْدُكَ, ابْنُ عَبْدِكَ, بْنًُ أَمَتِك, نَاصِيَتِي بِيَدِك, مَاضٍ فِيَّ حُكْمُك, عَدْلٌ فِيَّ قَضَاؤُك, أَسْأَلُكَ بِكُلِّ اسْمٍ هُوَ لَك, سَمَّيْتَ بِهِ نَفْسَك, أَوْ أَنْزَلْتَهُ فِي كِتَابِكَ, أَوْ عَلَّمْتَهُ أَحَدًا مِنْ خَلْقِك, أَوْ عَلَّمْتََهُ أَحَدًا مِن خَلْقِك, أَوْ اسْتَأْثَرْتَ بِهِ عِلْمِ الْغَيْبِ عِنْدَك, أَنْ تَجْعَل الْقُرْآنَ رَبيعَ قَلْبي, وََ نُورَ صَدْرِي, وَ جَلاَءَ حُزْنِي, وَ ذَهَابَ هَمِّي."
Allâhumma innî 3abduka, ibnu 3abdik, ibnu amatik. Nâsiyatî bi-yadik. Mâdin fiyya 7ukmuk, 3adlun fiyya qadâ-uk. As-aluka bi-kulli smin huwa lak, sammayta bihi nafsak, aw anzaltahu fî kitâbik, aw 3allamtahu a7adan min khalqik, aw ista-tharta bihi fî 3ilmi-l-ghaybi 3indak, an tadj3ala-l-qur'âna rabî3a qalbî, wa nûra ssadrî, wa djalâ-a 7uznî, wa dhahâba hammî.
Vertaling: O Allaah, Ik ben Uw dienaar, de zoon van Uw dienaar, van Uw dienares. Mijn lot is in Uw handen. Uw oordeel over mij is zeker. Gerechtigheid over mij berust op Uw bevel. Ik vraag U bij elke Naam die U voor Uw zelf hebt genomen, die in Uw Boek hebt geopenbaard of die U aan een ieder onderwezen hebt of datgene wat U in de kennis van het onwaarneembare hebt gezet om de Qor-aan de bron van mijn hart en het licht van mijn borst, de verlosser van mijn verdriet en de ontheffer van mijn wanhoop.
[Ahmad 1/391 en authentiek gekwalificeerd door Al-Albaanie.]
"اللَّهُمَّ إِنِّي أَعُوذُ بِكَ مِنْ الْهَمِّ وَ الْحَزَن, وَ الْعَجْزِ وَ الْكَسَل, وَ الْبُخْلِ وَ الْجُبْنِِ, وَ ضَلَعِ الدَّيْنِ وَ غَلَبَتِ الرِّجَال."
Allâhumma innî a3ûdhu bika mina-l-hammi wa-l-7azan, wa-l-3adjzi wa-l-kasali, wa-l-bukhli wa-l-djubni, wa dala3i d-dayni wa ghalabati r-ridjâl.
Vertaling: O Allaah, ik zoek mijn toevlucht bij U tegen bedroefdheid en bezorgdheid, tegen onvermogen en luiheid, tegen gierigheid en lafheid, tegen verzwakking door leningen en tegen dominantie van anderen.
[Al-Bukhaarie 7/158. Zie ook Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 11/173]